Rapport Samen dienen en eenheid en gezag van de Schrift
In Nader Bekeken van maart liet Dolf te Velde zien dat de vraag of ‘het ambt’ in de gemeente opengesteld kan worden voor vrouwen, samenhangt met het schriftgezag. Hij zoomt uit naar de bredere gevolgen die een dergelijke beslissing heeft voor onze omgang met de Bijbel. In dit artikel wil ik inzoomen op de manier waarop die omgang met de Bijbel vorm krijgt in het rapport zelf.Deputaten hebben veel werk verzet voor dit rapport. Voor die inzet past onze waardering en dank. Toch kunnen we het daar niet bij laten. In dit artikel zal ik verwijzen naar twee excursen. Die kunt u vinden op www.woordenwereld.nl.
Situatie
Op de vorige GS (Ede 2014) brachten de toenmalige Deputaten M/V in de kerk als hun mening: het past binnen het kader van de Schrift, wanneer ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen. De synode kon echter niet instemmen met de onderbouwing daarvoor. De nieuwe deputaten kregen onder andere de opdracht mee, opnieuw te werken aan bijbelse visievorming. Wel met inachtneming van het volgende: het doorlopend spreken van de Schrift laat twee lijnen zien. De ene lijn is die van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. De andere is die van het verschil in positie die God aan man en vrouw geeft. Aan beide lijnen moet recht gedaan worden.
Resultaat
In de bijbelse visievorming komt het rapport tot de conclusie: over M/V en ambt is geen eenduidig antwoord uit de Bijbel af te leiden. Enkele richtlijnen zijn helder (p. 26):
- Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig voor God.
- Mannen en vrouwen hebben een gezamenlijke opdracht gekregen en geven daar ieder met hun eigen gaven invulling aan.
- Mannen en vrouwen hebben gaven gekregen en worden geroepen om die gaven in te zetten in dienst van de gemeente.
Wat opvalt
Dit zijn stuk voor stuk belangrijke elementen. Maar was hiervoor nieuwe visievorming nodig? Deze elementen zijn toch al langere tijd gemeengoed? Ook al toen de GS Ede de vervolgopdracht gaf. Verder, de ene lijn die de GS Ede in haar opdracht meegaf, is aanwezig (lijn van gelijkwaardigheid). Maar de andere is verdwenen (lijn van verschil in positie of verantwoordelijkheid). Dat is toch niet de bedoeling van Ede geweest? Dit komt door het bijbelse beeld van vrouwen dat deputaten ontwierpen (Bouwsteen 1).
Vragen
Het rapport maakt namelijk een eigen ontwerp van het beeld dat de Bijbel van vrouwen schetst (p. 11-12). Ook geven deputaten aan dat dit beeld voor hen een interpretatiekader is (p. 15). Wie nadenkt over de plaats van man en vrouw met betrekking tot het ambt, moet recht doen aan het beeld dat zij reconstrueerden in vier lagen (zie onder).
In dit artikel wil ik drie vragen beantwoorden.
- De eerste vraag is natuurlijk: is het beeld van vrouwen dat deputaten reconstrueren, terecht zo uit de bijbelgegevens af te leiden?
Dit beeld is namelijk fundamenteel in het betoog van het rapport. - De tweede vraag: is dit beeld goed bruikbaar om recht te doen aan alle relevante schriftgegevens?
- De derde vraag is: welke gevolgen heeft de manier waarop deputaten dit ontworpen beeld gebruiken voor de eenheid en het gezag van de Schrift?
Ook deputaten zien aanleiding voor deze vraag (p. 19). Zij onderscheiden verschillende lagen in het bijbelse beeld van de vrouw. Die lagen maken volgens hen dit beeld samengesteld en complex. Die lagen zijn ook niet (direct) met elkaar te verzoenen ( p. 12v) of dekken elkaar niet geheel ( p. 14). Tegelijk is er het verlangen recht te doen aan heel de Schrift. De Schrift is een eenheid: God spreekt zichzelf niet tegen ( p. 19). Slagen deputaten erin hun verlangen ook vorm te geven?
Antwoord
Alle drie vragen moet ik helaas met ‘nee!’ beantwoorden. Dat zal ik in het vervolg uitwerken. Ik beperk me tot hoofdstuk 2 van het rapport: ‘Bijbelse bouwstenen’ (p. 7-26). En dan staat Bouwsteen 1 centraal (p. 8-15).
Een bijbels beeld van vrouwen?
Het rapport tekent het beeld van vrouwen in de Bijbel aan de hand van vier te onderscheiden tekstlagen:
Laag 1: Schepping
Laag 2: Gebroken realiteit
Laag 3: Bevrijdend herstel
Laag 4: Fundamentele vernieuwing
Waarom wil het rapport op deze manier het beeld van vrouwen tekenen? Om duidelijk te maken dat er reliëf zit in de bijbelse gegevens (p. 11). Het evangelie is een in zichzelf consistent verhaal. Maar het is wel procesmatig de wereld in gegroeid. Die stapsgewijze voortgang moet je honoreren. Wil je de gegevens goed verstaan, dan moet je – nog steeds volgens het rapport – dit reliëf in rekening brengen. Doe je dat niet, dan geef je aan al deze verschillende tekstlagen dezelfde normatieve lading. Maar dan gebruik je het schriftgezag te massief.
Het is terecht om rekening te houden met de ontwikkeling van Gods openbaring en met het reliëf daarin. Maar dan wel voor zover de Bijbel daar zelf aanleiding toe geeft.
Excurs 1. Heilshistorie en geschiedenis van de openbaring
Dit beeld van vrouwen moet dan wel passen in het grote geheel van de geschiedenis van Gods openbaring en in de ontwikkeling van de heilsgeschiedenis.
De Schrift vertelt ons de geschiedenis van het begin van deze wereld en neemt ons mee naar de dag van de terugkomst van onze Heer. Het gaat eerst over het leven in Eden, het leven van de mens vóór de zondeval (Gen. 2). Maar door de zonde zijn Adam en Eva uit het paradijs verdreven (Gen. 3). Sindsdien leven we in een soort tussentijd: de tijd na het paradijs en vóór de dag van Jezus’ terugkomst. Die periode wordt bepaald door het heilbrengend handelen van God. Dat begint bij de moederbelofte (Gen. 3:15). We leven in een voortdurende oorlog met Satan. Tegelijk leven we met verlangen heen naar de grote dag (2 Tim. 4:8; 2 Kor. 1:14; 2 Petr. 2:9; 3:7,10,12; Op. 16:14). Die dag gaat verlossing brengen, maar ook oordeel.
Glanzend middelpunt in deze geschiedenis is hoe God zich laat zien in Jezus Christus. De hele periode na het paradijs en vóór Jezus’ wederkomst op de wolken kun je zo verdelen in twee fasen: de tijd vóór en na de verschijning van Christus in Betlehem (Tit. 2:11; Heb. 1:1-3; 1 Petr. 1:20), zijn lijden, sterven en opstanding en zijn hemelvaart. Dan komt er een nieuwe inzet met de uitstorting van de Heilige Geest (Hand. 2:17; 2 Tim. 3:1; Jak. 5:3; 2 Petr. 3:3; Jud.: 18). Als Petrus namelijk aan de hand van het citaat uit Joël gaat uitleggen wat er gebeurt, voegt hij de woorden toe: ‘Het zal zijn in de laatste dagen, zegt God’ (de NBV heeft: ‘Aan het eind van de tijden, zegt God’). Al citerend interpreteert Petrus de woorden van Joël. Nu na de uitstorting van de Heilige Geest gaat de periode van de laatste dagen in. Zie ook het ‘overzicht’ in Openbaring 12. Deze laatste dagen eindigen met de komst van Jezus op de wolken (Op. 15:1; 21:9; 1 Kor. 15:12,52; Joh. 6:39,44,54).
Langs de lijnen van deze heilsgeschiedenis ontwikkelt zich ook de voortgang in Gods openbaring.
In het Oude Testament wordt de Here Jezus in belofte uitgetekend naar het werk dat Hij zal gaan doen en naar de Persoon die Hij zal zijn. Het Nieuwe Testament tekent zijn komst en de redding die Hij brengt. Die redding wordt gegeven door zijn volbrachte werk. Die redding intensiveert door de uitstórting van de Heilige Geest en krijgt een wereldwijd bereik in en vanuit de gemeenten van Christus.
In de heilsgeschiedenis en de geschiedenis van de openbaring komen zo eenheid én ontwikkeling naar ons toe. Tegelijk zijn twee dingen duidelijk:
1. Deze schets komt uit de Schrift zelf op.
2. Deze schets gaat over historische gebeurtenissen die het kader vormen voor de ontwikkeling van Gods openbaring. De ontwikkeling van Gods openbaring kan niet geschetst worden in het kader van heilsordelijke gebeurtenissen.
Bijbels beeld volgens rapport
We geven kort aan hoe het rapport dit beeld concreet in lagen tekent (p. 11-12).
Laag 1: Schepping
Bij de schepping van man en vrouw laten Genesis 1 en 2 een wederkerigheid zien binnen de eenheid. Deze laag keert in de rest van de Bijbel het duidelijkst terug in Hooglied en in 1 Korintiërs 7:3-4. Ook Matteüs 19:8 verwijst hiernaar.
Laag 2: Gebroken realiteit
In deze laag wordt het slagveld zichtbaar na de zondeval. Gods vloek werkt door. De wederkerigheid is verdwenen, maar soms bespeur je wel een verlangen daarnaar. Deze laag is nog weer onder te verdelen in twee sublagen:
Laag 2a: Gebroken realiteit als geestelijke typering. Laag 2b: Gebroken realiteit als cultureel gegeven. Dit laatste wil zeggen: de gebrokenheid heeft zich in de samenleving genesteld. Deze laag zie je terug in veel bijbelverhalen. De bijbelschrijvers schreven als kinderen van hun tijd.
Laag 3: Bevrijdend herstel
Deze laag in de Bijbel wordt zichtbaar in de genezende werking van Gods genade. Zichtbaar waar ze als tegenkracht inwerkt op de positie van vrouwen in kerk en samenleving. Het is als zuurdesem dat op een verborgen manier werkt en effect heeft op de samenleving nu. Dat zie je ook in de westerse samenleving van vandaag (inclusief de verhouding tussen mannen en vrouwen).
Laag 4: Fundamentele vernieuwing
In deze laag zie je een tot op de bodem opnieuw gedefinieerde verhouding van Gods kinderen onderling. Deze laag is niet zomaar zichtbaar. Je ontdekt haar alleen in de Schrift als je uitgaat van de kerk als nieuwe samenleving voor God. In haar wordt het leven door de wet van Christus’ Geest bepaald. Alle hiërarchie en verschil in sociale status worden hier verzoend. Dat moet leiden tot een ethiek van principiële gelijkheid. Alle huisgenoten van God zijn medeburgers van elkaar. Alle leden moeten meedoen in de gemeente.
Afkomstig uit de Bijbel?
Dit is niet een beeld dat de Bijbel zelf schetst. Het rapport zegt dat deze beschrijving een reconstructie is die je niet rechtstreeks in de Bijbel tegenkomt (p. 12). Er zijn wel bijbelse gegevens gebruikt. Maar het beeld dat geschetst wordt, is iets dat het rapport poneert. Vervolgens worden bijbelgedeelten in dit format geplaatst en van daaruit geduid. Deputaten zien de complicatie hiervan: de lagen zijn onderling niet altijd (direct) te verzoenen (p. 13).
Is wat deputaten schrijven over gebroken realiteit, bevrijdend herstel en fundamenteel vernieuwde verhoudingen dan niet herkenbaar? Jazeker wel. In de verhouding tussen mannen en vrouwen zit na de zondeval veel gebrokenheid. God wil hier genadig op inwerken. Dat deed Hij trouwens al in het Oude Testament en gaat daar op intensieve manier mee door, na de uitstorting van de Heilige Geest (zie ook het artikel van Niemeijer in het februarinummer van Nader Bekeken). In zijn gemeente mogen we samen leven vanuit de verhoudingen zoals God die in het Nieuwe Testament schetst. Zo verschaft Christus zich ruimte voor de vernieuwing door de Heilige Geest.
Probleem?
Het rapport wil met de laatste drie lagen een (historische) ontwikkeling schetsen in Gods openbaring ten aanzien van vrouwen. Maar het doet dat in termen van de heilsorde (doorwerking van zonde, genezende werking van Gods genade, leven vanuit vernieuwde verhoudingen). Anders gezegd: het neemt de heilsordelijke werkelijkheid en plaatst die in het model van een (heils)historische ontwikkeling. Dan krijg je kortsluiting.
Wat ik bedoel, is dit. Na de zondeval is het leven van Gods kinderen complex geworden. De zonde werkt door ook in de onderlinge verhoudingen. Tegelijk werkt God met zijn genade daarop in, vernieuwend en genezend. Om het met zondag 33 van de Heidelbergse Catechismus te zeggen: dit is een levenslang proces van afsterven van de oude mens en opstaan van de nieuwe. Van droefheid over zonden, maar ook hartelijke vreugde in God en liefde om naar de wil van God te leven. Al deze elementen zijn er tegelijk en lopen samen op in het leven van een christen. Je kunt ze niet in een historische ontwikkeling van na elkaar persen.
Doe je dat wel, dan krijg je dat mensen eerst door de fase van hun zonden heen moeten. Vervolgens komen ze in de fase van de genade. Ten slotte treden ze binnen in de fase van vernieuwing door de Geest. Dit wringt. Doe je werkelijk geen zonde meer als je ‘verder gekomen bent’ in een andere fase? En werkt de vernieuwing door de Geest ook niet in het ontdekken van je zonden en het vragen om vergeving? De kortsluiting ontstaat dus, doordat je verschillende elementen die samen-op gaan in je leven, in tijd na elkaar plaatst.
In het rapport
De heilsordelijke ‘samen-op-elementen’ komen uiteen te liggen in verschillende tekstlagen. Die worden als opeenvolgend na elkaar geplaatst in de ontwikkeling van Gods openbaring over vrouwen. In elk geval deels na elkaar. Het rapport noemt dit een stapsgewijze voortgang in Gods openbaring (p. 11). Deze voortgang krijgt daarmee een heilshistorische kwaliteit. De openbaring van God zou dit beeld over vrouwen procesmatig de wereld in laten groeien. Het rapport stelt dit gelijk aan wat in de gereformeerde traditie Gods pedagogische progressie wordt genoemd. Na de laag van de doorwerking van de zonde (laag 2) breekt de laag van de genezende werking van Gods genade door in het beeld van vrouwen (laag 3). Ten slotte verschijnt de nieuwe samenleving in fundamenteel vernieuwde verhoudingen, zoals (volgens het rapport alleen) in het Nieuwe Testament na de uitstorting van de Heilige Geest naar voren komt (laag 4).
Vragen
Hier doemt een flink aantal vragen op. Ik noem er een paar. (Ik ga nog niet in op het gebruik van de term ‘lagen’).
- Is het werkelijk zo dat de fundamentele vernieuwing in de onderlinge verhoudingen pas begint in het Nieuwe Testament? Of gebeurt dat ook al in het Oude Testament, toen God op weg was naar de komst van Christus? Het rapport wijst zelf op bijvoorbeeld Hooglied. En ja, na de uitstorting van de Geest mag het leven in deze vernieuwde verhoudingen nog breder en dieper doorwerken. In de nieuwe setting die God uiteindelijk voor ogen had. In die setting is het nodig de verhoudingen opnieuw te formuleren. Maar Paulus slaat daarbij het verschil in positie tussen man en vrouw niet over (bijv. 1 Kor. 11; 14; Ef. 5; Kol. 3; 1 Tim. 2; 1 Petr. 3).
- Hoe kun je de genezende werking van Gods genade in de verhouding tussen mannen en vrouwen (laag 3) precies afbakenen van een aparte laag van vernieuwd leven door de wet van Christus’ Geest (laag 4)? En waar komt in laag 2 het verlangen vandaan naar de oorspronkelijke wederkerigheid?
- De verschillende tekstlagen krijgen bovendien in hun opeenvolging een normatief karakter. Kennelijk blijft dat niet beperkt tot de gemeente, maar loopt dat door in de geschiedenis van onze (op het individu ingerichte) samenleving. Dat zie je in laag 3: op een verborgen manier komt de heilzame werking van het evangelie tot ontwikkeling en werpt vruchten af ook in de westerse samenleving van vandaag. Inclusief de verhouding tussen mannen en vrouwen in onze samenleving (p. 12). De gelijkheid tussen man en vrouw die je vandaag in onze samenleving overal ziet, krijgt het stempel: zo wil God het!
Samenvatting en evaluatie
- Het rapport tekent niet een beeld dat uit de Schrift zelf naar voren komt. Deputaten geven een eigen reconstructie op basis van bijbelgegevens die ze kozen. Dat geeft het rapport ook zelf aan op p. 12. Binnen deze reconstructie moet je de bijbelgegevens plaatsten, wil je ze goed verstaan (p. 15).
- Terecht brengt het rapport naar voren dat er in de verhouding tussen mannen en vrouwen sprake is van doorwerking van zonde, gelukkig ook van een genezende werking door Gods heilzame genade. En ook van het mogen leven in vernieuwde verhoudingen in Christus’ gemeente.
- Het is echter onjuist deze elementen in het frame van een historische ontwikkeling in Gods openbaring met betrekking tot vrouwen te persen.
Is het ontworpen beeld van vrouwen bruikbaar?
Ronduit problematisch is het om de reconstructie als verschillende tekstlagen in de Schrift terug te projecteren. Bij dit procedé lijk je op een archeoloog die gaat spitten in de bodem van de Bijbel.
Je komt gegevens tegen die naar jouw idee ongeveer hetzelfde zeggen. Overal waar je gelijkgestemde teksten vindt, zie je dezelfde laag. Zo ontdek je verschillende groepen gegevens. Je rangschikt ze in vier afzonderlijke tekstlagen. Je zet ze in een aangenomen historische volgorde en ontdekt een ontwikkeling. Vervolgens projecteer je dit beeld terug in de Bijbel. Dit procedé uit de schriftkritiek wordt al meer dan anderhalve eeuw door de gereformeerde exegese bestreden.
Waarom is deze benadering zo kwetsbaar?
Allereerst lees en duid je zo de bijbelgegevens in een samenhang die je eerst zelf ontworpen hebt, en die niet door de Bijbel zo wordt gegeven. Je uitleg wordt dan ook niet meer gecontroleerd en gecorrigeerd door het geheel van de Schrift. Je leest door de bril van je eigen constructie.
In de tweede plaats kan het makkelijk gebeuren dat de geconstrueerde lagen niet in harmonie met elkaar zijn. Zie hierover verderop meer.
Correctie vanuit geheel van de Schrift?
Nu wordt ook duidelijk waarom een van beide lijnen verdwijnt. De lijn van gelijkwaardigheid van man en vrouw komt duidelijk uit. Maar het verschil in onderlinge positie verdwijnt. Hoe gebeurt dat?
- Laag 1, Schepping, laat volgens het rapport de wederkerigheid tussen man en vrouw zien binnen de eenheid (p. 11). Men ziet deze laag wel terugkomen in Hooglied en 1 Korintiërs 7:3-4. En ook Matteüs 9:18 verwijst daarnaar. Maar een verwijzing naar 1 Timoteüs 2:13 ontbreekt, waar Paulus toch duidelijk een beroep doet op de schepping van man en vrouw. Net als een verwijzing naar 1 Korintiërs 11:8-9. In deze beide teksten gaat het juist over het verschil in positie tussen man en vrouw.
Dit verschil in positie komt wel naar voren in laag 2 (Gebroken realiteit) en 3 (Bevrijdend herstel). Maar dan als iets dat alleen te maken heeft met de zondige werkelijkheid (laag 2). En met de werkelijkheid waaruit Gods genade bevrijdt (laag 3).
Kortom, het verschil in positie is weggehaald uit laag 1. Vandaar dat het ook niet terug kan komen in laag 4. In de fundamentele vernieuwing (laag 4) is er alleen plaats voor principiële gelijkheid (wat dat ook moge betekenen). - Het verschil in positie tussen man en vrouw (de tweede lijn), wordt dus alleen in laag 2 en 3 opgenomen. Maar daar wordt het als iets negatiefs gezien. Het gaat om slagveld, wederzijdse strijd, onderdrukking en manipulatie, marginalisering van vrouwen. Vervolgens kan dit verschil in positie alleen nog als een culturele lijn beoordeeld worden (p. 15). Dit verschil in positie is zoals het leven in die tijd tussen man en vrouw werd geleefd. Ook hier komt 1 Timoteüs 2 niet naar voren, waar Paulus voor dit verschil op de volgorde van schepping van man en vrouw wijst.
- Dat er bij alle gelijkwaardigheid een verschil in onderlinge positie is, dat een mooie dienende dynamiek mag hebben, kan in dit format nergens in beeld komen. Toch probeert Paulus daar meer dan eens vrouwen en mannen warm voor te maken. Wel bespreekt het rapport ook Efeziërs 5. Daar komt de andere lijn goed naar voren. Man en vrouw zijn gelijkwaardig maar niet gelijk. De man heeft de koppositie, de vrouw moet dit vooropgaan accepteren. Zo is sprake van wederzijdse dienstbaarheid. Maar dit krijgt geen plaats in de slotconclusies (p. 26). Zo verdwijnt deze lijn.
Samenvatting en evaluatie
- Het beeld dat het rapport ontwerpt van vrouwen in de Bijbel, is niet geschikt om recht te doen aan alle relevante bijbelgegevens met betrekking tot de verhouding man-vrouw.
- Het rapport tekent een geconstrueerde gelaagdheid in de bijbeltekst als een ontwikkeling in de openbaring. Daarbij staan de uitspraken die horen bij de vierde laag, het dichtst bij de door God gewenste situatie. De lijn van de ongelijkheid in positie hoort bij laag 2 en 3. De uitspraken over deze lijn zijn cultureel bepaald en zijn door laag 4 ingehaald. En móeten ook worden ingehaald.
- Hierdoor verdwijnt de tweede lijn (ongelijkheid in positie van man en vrouw) uiteindelijk achter de eerste lijn en krijgt geen plek in de uiteindelijke schets van het bijbels kader (p. 26).
Gevolgen voor eenheid en gezag van de Schrift
Het kan makkelijk gebeuren dat de geconstrueerde lagen op elkaar botsen. Ook het rapport signaleert dit. Niet als een risico bij deze benadering in vier lagen. Maar als iets waarmee je werken moet.
Het wordt spannend daar waar verschillende lagen niet (direct) met elkaar te verzoenen zijn (p. 13). De ene laag kan in de uitleg haaks staan op een andere. Op die manier kun je niet meer rechtdoen aan de eenheid van de Schrift, en aan het gezag dat de Bijbel claimt.
Excurs 2. De eenheid van de Schrift
Wat bedoelen we met ‘de eenheid van de Schrift’? Deputaten verwijzen hier naar S. Greijdanus, Schriftbeginselen ter Schriftverklaring, p. 127: Omdat de Heilige Schrift een organisme is, moet bij haar ter verklaring van het eene deel gerekend worden met het geheel en de andere deelen en met den ontwikkelingsgang der openbaring. Naast de ontwikkeling van de openbaring in de Schrift moet je dus oog houden voor de eenheid die de Schrift is.
Er is ontwikkeling in de heilsgeschiedenis. Je moet letten op de verschillende tijden en bedelingen. Er is ook ontwikkeling en voortgang in Gods openbaring. Bovendien zijn de delen van de Schrift in verschillende periodes van de geschiedenis naar ons toe gekomen en dragen daarom het stempel van hun eigen tijd. Verder zijn ze geschreven in verschillende genres en stijl, en door verschillende menselijke auteurs. Dat geeft aan de Schrift haar reliëf.
Tegelijk is de Schrift een eenheid. Dat heeft te maken met de ene Auteur van de Schrift, God zelf. Hij liet zijn Woord op papier zetten door vele mensen in zo’n vijftien verschillende eeuwen. Maar omdat het zijn Woord is, is het bij alle reliëf toch helemaal een eenheid. Om maar iets te noemen: die eenheid is er in de inhoud en samenhang van de boodschap. Het ene deel spreekt het andere niet tegen. De delen van de Schrift hebben niet alle dezelfde betekenis, maar dragen wel dezelfde boodschap uit. Middelpunt is Gods zelfopenbaring in Christus. Daarom moet je bij de verklaring van het ene deel rekening houden met wat er staat in een ander deel, en moet je bij de verklaring van wat niet duidelijk is, uitgaan van wat in dat opzicht ergens anders in de Bijbel wel duidelijk is. Er is in de Schrift ook eenheid van gezag, omdat de Bijbel in haar geheel het Woord van God is. Daarom moet je er ook op letten dat je uitleg van een gedeelte overeenkomt met de regel van het geloof zoals dat opkomt uit het geheel (Greijdanus, Schriftbeginselen, p. 47-56; 127-143).
Eenheid en ontwikkeling in de Bijbel komen niet in mindering op elkaar en staan elkaar ook niet in de weg. Ze gaan samen op en dienen zo de uitleg van de Schrift.
Spanning binnen bijbelgedeelten
In het rapport ontstaat spanning binnen dezelfde bijbelgedeelten. En spanning tussen verschillende bijbelgedeelten onderling.
Op p. 13 gaat het over 1 Petrus 3:1-7. Daarin zegt Paulus tegen vrouwen: Erken het gezag van uw man. Dit hoort volgens het rapport bij de culturele situatie waarin Paulus deze uitspraak deed (laag 2b). In die omstandigheden vraagt hij van vrouwen een niet-revolutionaire houding. Het hoogtepunt, nog steeds volgens het rapport, zit in vers 7. Daarin roept Paulus de man op, zijn vrouw met respect te behandelen. Dan zullen de gebeden niet belemmerd worden. Dan zegt het rapport: ‘In concreto: naarmate man en vrouw samen meer en meer de kracht van vers 7 praktiseren zal er minder reden zijn dat zij zijn gezag erkent.’ Echter, het ‘erkennen van gezag’ is niet het gevolg van een negatieve culturele situatie. Het is een opdracht met een beroep op een zuivere levensstijl voor God (1 Petr. 3: 2,4). Iets dat te maken heeft met fundamentele vernieuwing door de Geest. Het ene vers (vs. 7) verteert volgens het rapport dus de opdracht in het andere (vs. 1). En móet dat ook doen. Reden: vers 7 hoort bij laag 4 en vers 1 bij laag 2b. Vers 1 heeft geen boodschap en gezag meer voor vandaag.
Een ander voorbeeld is Efeziërs 5:21-33. In deze verzen worden volgens het rapport de grondtrekken van het huwelijksleven getekend in wederkerigheid: Aanvaard elkaars gezag (vs. 21). In het volgende vers (!) geeft Paulus de opdracht: Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer. Die opdracht hoort volgens het rapport bij het culturele beeld van die tijd. Ook hier verteert de ene opdracht de andere. Want laag 2 is door laag 4 ingehaald. Binnen één brief, zelfs binnen één tekstgedeelte bij Petrus en Paulus geeft God volgens het rapport door middel van verschillende lagen een ontwikkeling in zijn openbaring!
Spanning binnen samenhang
Ik noem enkele voorbeelden van spanning tussen verschillende bijbelgedeelten in hun samenhang:
- Belangrijke teksten in verband met de verhouding man/vrouw in de gemeente, de zogenaamde zwijgteksten (1 Kor. 14 en 1 Tim. 2), kunnen niet meer tot hun recht komen. Ze functioneren alleen binnen laag 2 (‘Gebroken realiteit’) en laag 3 (‘Bevrijdend herstel’). En dan nog als iets negatiefs. Ze worden opgesloten in een culturele setting en kunnen niet meer spreken met het oog op vandaag. Het rapport komt tot de zuinige conclusie: wat ze voor nu betekenen, is niet duidelijk (p. 20 en 25). Toch valt er echt wel wat meer over te zeggen. Met name over hoe Paulus het verschil tussen man en vrouw in de gemeente motiveert. Daarin laat hij zich niet opsluiten in een culturele context. Maar hij reikt terug tot hoe God het bij de schepping had bedacht.
- De eigen positie van de vrouw in de samenkomsten benoemt het rapport niet meer als een opdracht van de apostel, maar als een symbool dat de apostel gebruikt om het onderscheid tussen man en vrouw in de samenkomsten tot uitdrukking te brengen (p. 25).
- Het rapport ziet de lijn van het verschil in de verhouding tussen man en vrouw niet als een door de apostel opgedragen onderscheid voor vandaag. Dit levert spanning op met de manier waarop Paulus het onderscheid in positie tussen man en vrouw motiveert. Hij motiveert dit onderscheid niet alleen met culturele en andere argumenten. Maar ook met principiële, die hij niet tot de eigen culturele periode beperkt. Paulus motiveert dit bijvoorbeeld als:
- vernieuwing door de Geest, een implicatie van het leven in de Heer (Kol. 3:18-19), of uit ontzag voor de Heer (Ef. 5:22; 1 Petr. 3:2,4).
- gefundeerd in de scheppingsvolgorde van man en vrouw (1 Tim. 2:13, in tweede instantie 1 Kor. 11:8-9).
- gefundeerd in de wet (1 Kor. 14:34).
Vanwege dit onderscheid tussen man en vrouw trekt Paulus de conclusie: - Vrouwen moeten in de samenkomsten geen onderwijs geven en zo gezag oefenen over mannen (1 Tim. 2:12).
- Vrouwen moeten tenminste niet deelnemen aan de kritische bespreking van de profetie (1 Kor. 14:34).
Samenvatting
Bijbelgedeelten worden verdeeld over verschillende tekstlagen en botsen op elkaar. Dit tast de eenheid van de Schrift aan. Aan sommige bijbelgedeelten wordt gezag voor vandaag ontzegd, wanneer ze in botsing komen met andere. De keuze voor dergelijke bijbelgedeelten komt niet op uit de Schrift, maar uit de eigen reconstructie.
Een van de adviseurs van de vorige synode, J. van Bruggen, waarschuwde voor het openstellen van het ambt van ouderling en predikant voor vrouwen. Hij deed dat met een verwijzing naar twee voorbeelden. Toen de (synodaal) Gereformeerde Kerken alle ambten voor de vrouw openstelden, had men niet de bedoeling om daarmee de schriftkritiek in te voeren of de Bijbel buiten werking te stellen. Toch heeft Kuitert gelijk gekregen toen hij bij dit besluit opmerkte dat daarmee de schriftkritiek was gelegaliseerd (Advies prof. J. van Bruggen, p. 3). Ook J. Douma waarschuwt voor hetzelfde (zie Grondslagen 1999, p. 79 en Afscheid 2014, p. 22-26). Van Bruggen vervolgt: ‘Ditzelfde proces heeft zich herhaald bij de Christian Reformed Churches.’ Ik zeg hem met een variatie na: Ik weiger te geloven dat de makers van dit rapport dat – impliciete legalisering van schriftkritiek – willen. Maar als deze onderbouwing in het rapport door de GS wordt gevolgd, gebeurt dat wel. Deputaten wagen zich in de omgang met de Schrift op glad ijs (Dolf te Velde), ze zijn er ook op uitgegleden. Ook in dit rapport is voor de openstelling van alle ambten voor vrouwen geen onderbouwing gevonden die schriftuurlijk kan worden genoemd.
Uit Nader Bekeken jrg. 24, nr. 4, april 2017 - Rondblik (versie website) – Henk Room