Dit eerste artikel in deze serie verscheen eerder in De Reformatie 67 (1991/2) pp. 377-380 (met toestemming van Jakob van Bruggen geplaatst)
Er zijn korte-afstandsraketten en lange-afstandsraketten, maar altijd is er een grens aan de reikwijdte ervan. Is het zo ook een beetje bij de bijbel? Het is duidelijk, dat daar woorden zijn die maar een kort bereik van geldigheid hadden en woorden die veel verder reiken. Is het nu ook waar dat uiteindelijk alle bijbeluitspraken een keer hun geldigheid verliezen en dat er een tijd kan aanbreken die buiten de schootsafstand van bijbelwoorden ligt?
Dergelijke vragen worden binnen de zogenaamde Hermeneutiek in algemene zin en theoretisch besproken. Het gemiddelde gemeentelid interesseert zich echter niet zoveel voor die theoretische bespiegelingen: spannend lijkt het pas te worden wanneer we een concreet onderwerp nemen. Bijvoorbeeld of onze moderne samenleving langzamerhand niet buiten het schootsveld is komen te liggen van bepaalde bijbelwoorden over de relatie man-vrouw.
Over dit concrete onderwerp wil ik in dit artikel graag een aantal algemene opmerkingen maken. De volgende week volgt dan een exegetische behandeling van één tekstpassage waarop de discussie zich nogal eens toespitst, namelijk het zogenaamde 'zwijggebod voor vrouwen' in 1 Korintiërs 14,33b-36.
De Amazones
Waarom heeft dit artikel tot titel: Paulus en de Amazones? Omdat ik mij afvroeg wat hij, de apostel, geschreven zou hebben aan de gelovigen in Amazonië, wanneer hij daar gepredikt had. Het is bekend dat de cultuursituatie in dit (volgens sommigen mythologische) gebied oppervlakkig gezien wat afweek van wat elders gebruikelijk is. Niet mannen, maar vrouwen rijden hier te paard en goed ook! Terwijl in de overige culturen van Paulus' tijd iedere vrouw altijd een curator of tutor boven zich had die bepaalde rechtshandelingen geldig moest maken, is de vrouw in Amazonië geheel zelfstandig. Dit betekent dus dat de mannen daar een onverantwoordelijk leven konden leiden, huismannen bij de lege stal.
Wanneer hier nu eens gemeenten waren gesticht, hoe zou Paulus daaraan dan geschreven hebben? Zouden we dan bijvoorbeeld het volgende gelezen hebben? En zou er misschien eens een apocriefe brief gevonden kunnen worden waarin dit te lezen is?
Hoewel ik in alle gemeenten van de heiligen de vrouwen opdraag te zwijgen, draag ik dit bij u aan de mannen op, want het staat lelijk wanneer een man spreekt in de gemeente. Laten zij thuis hun vrouwen vragen wanneer zij iets te weten willen komen''. ,,Hoewel Adam eerst gemaakt is en daarna Eva, raad ik u aan dat de vrouwen leren in de gemeenten en dat de mannen zich daarvan onthouden, want zo is het welluidend in uw midden.
Een dergelijke apocriefe brief is nog niet gevonden. En misschien moeten we Amazonië ook wel wat later dateren dan de dagen van Paulus!
Er wordt nogal eens gezegd dat Paulus' brieven niet kunnen aansluiten op onze tijd omdat hij die niet heeft gekend. Had hij Amazonië maar gekend: wie weet hoe hij dan had geschreven!
Bij nader inzien is dit echter toch een wat vreemde redenering. Amazonië is soms een cultuur, maar het is altijd al een denkpatroon geweest. Tenslotte dachten en droomden ze er reeds over in de eeuwen ver vóór Paulus. De apostel had dus heel goed vanuit het Amazonië-model kunnen schrijven, wanneer hij dat gewild had. Anders gezegd: al zou het waar zijn dat de wereld in Paulus' dagen in z'n totaliteit te beschrijven zou zijn als een patriarchale samenleving, potdicht voor de vrouw, dan nog is de menselijke geest te allen tijde vrij om vanuit een heel ander model dan het in die cultuur gerealiseerde, te dromen, te dichten of te profeteren!
Het gevaar van een vereenvoudigd tijdsbeeld
Hier komt nog iets bij. De wereld buiten Amazonië is nog niet het omgekeerde daarvan. Men suggereert vaak dat de wereld van Paulus gekenmerkt werd door een submissieve vrouwenhouding en een dominante mannencultuur. Dit is een onverantwoorde vereenvoudiging van de plurale werkelijkheid bij Hellenen, Scythen en barbaren en het is bovendien een tekening die alleen naar symptomen en niet naar systemen kijkt.
Het is een vereenvoudiging omdat de antieke cultuur allerlei situaties kent, van misbruikte slavinnen tot misbruikende koninginnen als Cleopatra. Van onderdrukte vrouwen tot zelfstandige zakenvrouwen als Lydia de purperverkoopster. Van hulpbehoevende meisjes tot alleenreizende vrouwen als Febe.
Kennisname van wat uitvoeriger beschrijvingen van de cultuurgeschiedenis van Grieken, Romeinen, Kelten (Galaten!), Syriërs en Egyptenaren leidt al spoedig tot de conclusie dat het leven vroeger evenveel variaties kende als tegenwoordig en dat iedere cultuur niet alleen gelijktijdig variaties kent, maar ook soms wisselt per generatie.
We hadden het kunnen weten, wanneer we vandaag om ons heen kijken. Voortdurend wordt ons in Nederland gesuggereerd dat onze tijd en onze wereld zo geëmancipeerd zijn dat er een breuklijn is gekomen met de tijd van de bijbel. Wie echter eens uitrekent hoeveel procent van de huidige wereldbevolking deelt in dit 'moderne' cultuurpatroon, zal spoedig ontdekken dat een groter percentage van de mensheid in een heel ander patroon leeft. Weliswaar is dat deel armer en minder 'ontwikkeld' dan het rijke Westen en voor het gemak wordt het daarom even vergeten, maar het is toch wel wat arrogant om bepaalde culturele situaties in sommige lagen van de Westerse samenleving te beschouwen als het complete beeld van 'onze tijd'.
Enig contact met islamitische tijdgenoten kan ons trouwens leren dat de positieve kijk die velen van ons in Nederland hebben op eigen cultuur in het geheel niet gedeeld wordt. Voor veel islamieten is dat wat het Westen beschouwt als verworvenheden in feite niet meer dan decadentie en verval.
Het verdient dus aanbeveling niet te snel een tijdsbeeld te generaliseren. In Paulus' dagen liet Amazonië zich op zijn minst wel dénken en in onze tijd is het werkelijk het enige niet dat zich voordoet!
Geen symptomen vergelijken, maar systemen
Wanneer onze huidige tijd wordt afgezet tegen de tijd van de bijbel, maken we ons al gauw schuldig aan vereenvoudiging zowel van het verleden als van het heden.
Daarnaast is er ook het gevaar van het kijken naar symptomen in plaats van naar systemen: wie de plaats van de vrouw in de oudheid vergelijkt met die van de vrouw nu, ziet haar vaak afwezig waar ze nu aanwezig is (bijv. bij stemmingen). Maar er is een blinde hoek. Keer het eens om en vergelijk onze Westerse cultuur eens met de cultuur van die tijd als geheel. Dan zien we vrouwen vandaag achteruitgezet. Invloedrijke grootmoeders ontbreken: vrouwen worden in onze Westerse cultuur snel afgedankt! Moeders die vroeger de baas in huis waren moeten vandaag hun terrein vaak delen met bemoeials van mannen. Het beïnvloedingscircuit van de vrouwengemeenschap met eigen vrouwenvertrekken waarin geen man binnenkwam, is grotendeels verdwenen. Het laat zich ook denken dat een vrouw uit Paulus' dagen heel negatief zou oordelen over de positie van de vrouw in de Nederlandse samenleving, wanneer we ons tenminste niet beperken tot een bepaalde leeftijd en een bepaald sociaal niveau.
Twee illustraties
Ik wil twee illustraties geven van het permanente scheelkijken naar het verleden waaraan onze tijd zo schrikbarend lijdt.
Als eerste voorbeeld een tekstpassage uit een geschrift dat (waarschijnlijk ten onrechte) aan Demosthenes wordt toegeschreven. Het stamt uit het midden van de vierde eeuw voor Christus en het wordt nogal eens geciteerd om te laten zien hoe de vrouw een soort voetveeg voor de mannen was in de Griekse wereld en dus (?) in de tijd van de bijbel. In de zogenaamde Aanklacht tegen Neaira lezen we het volgende:
,,Want de courtisanes hebben we voor ons plezier, de concubines voor de dagelijkse verzorging van ons lichaam, en de echtgenotes om legaal kinderen te krijgen en om een betrouwbare bewaakster te zijn van het gezin'' (Tegen Neaira 122).
Uit zijn verband gelicht is dit een walgelijke uitspraak. In de aanklacht gaat het echter om een Atheense man (Stephanus) die met Neaira leeft, terwijl zij ervan wordt beschuldigd niet van Atheense afkomst te zijn en vroeger prostituee te zijn geweest. Stephanus zou nu haar (onwettige) kinderen laten doorgaan voor de zijne, met als gevolg dat zo'n onwettige dochter van Neaira nu al voor de tweede keer is uitgehuwelijkt aan een Atheense burger als was zij een wettige dochter van Stephanus. De aanklager wil daarom de slavinnen van Neaira laten folteren om gewaar te worden of de kinderen van Stephanus, die zogenaamd stammen uit een eerder huwelijk met een Atheense vrouw, in feite niet uit Neaira en als kinderen van andere mannen geboren zijn. In dat specifieke verband moet het citaat geplaatst. De spreker wil de positie van vrouwen niet als laag typeren. Hij wil alleen aangeven dat binnen het raszuivere Athene gewaakt moet worden voor de bescherming van het huwelijk en de wettigheid van de kinderen. De praktijk van courtisanes en concubines is niet zo fraai, al wijkt zij niet af van de 20ste eeuwse Westerse cultuur (!), maar het gaat er de spreker alleen maar om dat de burgerlijke stand niet vervalst wordt. Courtisanes en concubines, alles goed en wel, maar de opbouw van het nageslacht en de voortzetting van de staat zijn gediend bij goede moeders, schildwachten voor de samenleving! In feite is deze retorische uitspraak in een specifieke proces-situatie een hommage aan moeder de vrouw.
Een tweede voorbeeld: westerse mensen nemen er vaak met afgrijzen kennis van hoe in rabbijnse discussies de strengste rabbi's de ruimste echtscheidingsgronden verdedigden. Wijst dat niet op de combinatie van orthodoxie met onderdrukking van de vrouw? We gaan nu maar even voorbij aan de ruimte die een geëmancipeerde cultuur toekent aan echtscheiding! Men vergeet echter bij de beoordeling van de rabbijnen, dat huwelijken in die tijd als regel per contract werden gesloten. Ze moesten als huwelijk nog 'gemaakt' worden na de trouwdag! Daarom is het verstandig, man en vrouw te stimuleren tot positief gedrag tegenover elkaar. Dit gebeurt door de echtscheiding (een angstig perspectief) als dreiging boven het huwelijk te hangen. Hoe meer echtscheidingsgronden, hoe meer redenen om het elkaar naar de zin te maken! Het gaat om de preventieve werking van dergelijke regels. Vrouwen zullen zich meer inzetten voor een goede sfeer in het huwelijk, wanneer het risico van verstoting zonder een wachtend loket van de Bijstand nogal groot is. Met andere woorden: deze rabbi's waren op hun manier en binnen de kaders van hun tijd uit op de bescherming van het huwelijk en niet op de onderdrukking van de vrouw.
De moraal van deze illustraties is: willen we zinnig en wetenschappelijk verantwoord praten, dan moeten we altijd systemen met elkaar vergelijken en niet symptomen. En dan blijkt elke tijd net zo bont en gecompliceerd als de menselijke natuur altijd al is geweest. Wie zich schuldig maakt aan zwart-wit vergelijkingen van de bijbelse (patriarchale) cultuur met de moderne geëmancipeerde tijd kent noch het verleden noch het heden.
De bakermat van apostolische geboden
We kunnen de tijd waarin wij zelf leven niet zo gemakkelijk verklaren tot een gebied dat ver buiten het bereik van bijbelwoorden is komen te liggen, omdat het op de kaarten van die tijd helemaal nog niet zou voorkomen.
Een andere vraag blijft daarom van belang: waren de apostolische geboden gevoed door de beperkte horizon van de auteurs? Reageren ze slechts op wat ze zagen in hun onmiddellijke omgeving? In dat geval kleven hun woorden natuurlijk wel vast aan die vroegere tijd.
In werkelijkheid is er echter met de woorden van de apostelen heel iets anders aan de hand. Zij komen niet op uit interactie tussen een mens en zijn directe omgeving, maar zij komen op uit de wil van God. Dit sluit niet uit dat de brieven van Paulus landen in de omstandigheden van die tijd, maar ze hebben hun oorsprong in iets anders.
Paulus is een apostel door de wil van God (en niet van de mensen: zie Galaten 1).
Zijn argumentatie is in veel gevallen niet cultuurgebonden: Paulus beroept zich op de paradijs-historie. Hij verwijst naar de schepping door God.
Dit betekent dat we de kernvraag niet moeten reduceren tot wat we met een aantal brieven uit een andere cultuur aan moeten, maar dat we moeten kiezen: accepteren we het gezag van God over ons leven en erkennen we een wil boven die van man of vrouw?
Mensbeeld en Godsbeeld
Op dit punt kan een heilzame werking uitgaan van de zogenaamde feministische theologie. Hoewel ik op zich de woordverbinding van het bijvoeglijk voornaamwoord feministisch met het zelfstandig naamwoord theologie onmogelijk vind, is het wel leerzaam dat mensen die starten bij de positie van man en vrouw zoals zij die zelf beleven of zien, tenslotte ook behoefte krijgen aan een ander, meer vrouwelijk, Godsbeeld: de godin van de Amazones! Nu is onze Here God geen man: Hij is oneindig meer dan de mens, Hij is de Schepper. Dit betekent dat man en vrouw tot eerbiedig luisteren worden geroepen. Wie aan de andere kant wil beginnen en het goed recht van zijn of haar eigen identiteit als uitgangspunt neemt in de kerk, komt vroeg of laat uit bij de vraag hoe we over God denken. Of nog beter: hoe onderworpen we willen zijn als kinderen van Adam en Eva aan onze Schepper van het begin. De zogenaamde hermeneutische voorvragen kunnen ook de struiken zijn waarin wij ons verschuilen voor de Heilige!
De nieuwe vuurkracht van de bijbelse 'gegevens'
Wanneer wij nu ons oor te luisteren leggen bij het Nieuwe Testament kan een kort overzicht van de algemene thema's ons reeds leren hoe weinig de apostolische geboden opkwamen uit hun eigen tijd of omgeving. We stuiten integendeel op vruchten van vernieuwende openbaring in de culturen van toen en nu. Systeemvergelijking laat zien hoe uniek het Nieuwe Testament is. Dit kan ons dan voorzichtig maken bij de exegese en het moet ons ervoor behoeden te snel op grond van enkele symptomen binnen het Nieuwe Testament of in onze eigen directe omgeving te besluiten dat wij buiten het bereik zouden zijn komen te liggen van deze Geschriften.
1. In Christus is noch man noch vrouw. Er is geen waardeverschil voor God en dus ook niet voor elkaar (wij zijn medeërfgenamen). Dit is nu duidelijk een element dat bewijst hoezeer de apostelen geen kopieën zijn van hun tijd. Hier sloeg en slaat de genadige openbaring van God heel wat menselijke zekeringen stuk!
2. In het horizontale vlak leidt dit echter niet tot nivellerende uitwisselbaarheid van man en vrouw. Fysiek al niet (de vrouw zal kinderen baren, is het zwakkere vat dat eer moet ontvangen), maar ook historisch niet (God maakte de vrouw uit de man en mannen uit vrouwen; Eva en Maria hebben juist als vrouwen unieke plaatsen). De wijze waarop in de bijbel over man en vrouw wordt gesproken vanuit de scheppingsgeschiedenis is zeer concreet en heel afwijkend van wat Grieken en Romeinen gewend waren. Hier vinden we een revolutionair ander uitgangspunt voor onze gedachtenvorming. Een uitgangspunt dat niet veroudert, omdat het geen ideologie is maar feitelijke geschiedenis. Wij hebben Adam en Eva in ons bloed!
3. In het huwelijk is er een wederkerige zorg voor elkaar met bij ieder een eigen karakter (leidende zorg, volgende zorg). De bijbel noemt de echtgenote echter nergens de slavin of dienstmaagd van de man. Het onderdanig zijn van de vrouw aan de man moet gebeuren op een wijze die past bij de unieke relatie van twee gelijkwaardige mensen, dit betekent dus: uit vrije wil en met respectvolle acceptatie. Opvallend nieuw is de mentaliteit die hier aan de gehuwden tegenover elkaar wordt geleerd. De onderdanigheid van de vrouw ten opzichte van de man krijgt hier een nieuwe kleur en belichting. Het wordt de man onmogelijk gemaakt het thema van de onderdanigheid te maken tot de sokkel voor zijn eigen standbeeld. Integendeel dwingt het thema van de wederkerige liefde de man om van elk voetstuk af te stappen en zijn vrouw te verzorgen zoals het hoofd het lichaam verzorgt. Er staat wel dat Sara haar man heer noemde, maar niet dat Abraham haar als zijn dienares aansprak!
4. In de christelijke gemeente delen allen gelijkelijk in de gaven van de Geest (er zijn profeten én profetessen). Deze gaven worden ook niet afgeremd, wel wordt duidelijk gemaakt dat de gelijkheid in gaven nog niet leidt tot opheffen van vrouwelijke resp. mannelijke posities in kleding en gedrag (1 Kor.11; 1 Tim.2). Vergeleken met de synagoge en de hellenistische tempeldienst is dit opvallend nieuw!
5. Naast helpers in de gemeente zijn er ook helpsters. In de Oude Kerk hadden zij taken die bij ieder pasten (zo werden bijv. vrouwen die in de vrouwenvertrekken mochten binnengaan vaak belast met het pastorale werk onder vrouwen). Hier krijgen de algemene uitgangspunten handen en voeten!
6. Er zijn enkele teksten waarin voor een bepaalde activiteit de één wel en de ánder níet wordt aangewezen. Dit betreft het 'spreken' in 1 Kor. 14 en het leren' in 1 Tim.2 (zie hiervoor het hoofdartikel van de volgende week).
Conclusie
Wij vallen in de 20ste eeuw niet bij voorbaat buiten het bereik van bijbelwoorden. Integendeel!
Gereformeerde mensen zullen dit ook erkennen. Toch kan er een klimaat groeien waarin enerzijds de bijbel de erkende bron is voor geloof en handelen, maar waarin anderzijds het gevoel van afstand en niet-toepasbaarheid toeneemt. Het is van belang niet alleen met ons verstand maar ook met ons hart open te blijven staan voor bijbelse woorden, onder andere over de mens als man en vrouw. Daarom is het steeds meer noodzakelijk ons bewust te worden van de suggestie die er ligt in de manier waarop vaak over cultuur en geschiedenis wordt gesproken (en gefilmd). Die suggestie van superioriteit van onze eigen tijd ondermijnt het gevoel en daarna zal te zijner tijd het verstand wel volgen. Verdediging van het gezag van de Schrift begint eerder dan bij de eerste bovengrondse aanval! Wie niet kritisch staat tegenover het eigen tijdsbeeld, zal op den duur vanzelf wel kritisch worden tegenover de Schriften. De Geest uit God die aansluit bij de echte geschiedenis is namelijk een andere dan de geest van de tijd die zich sterk maakt door zich af te zetten tegen een drogbeeld van het verleden.