Voor de zomervakantie 2017 besloot de generale synode dat vrouwen geroepen mogen worden niet alleen tot het ambt van diaken, maar ook van ouderling en predikant. En dat met onmiddellijke ingang. De plaatselijke kerken moeten zelf bepalen hoe en wanneer ze hiernaar willen handelen. Hoe is de situatie nu, na iets meer dan een jaar?
Aan de hand van drie vragen wil ik hierop ingaan. Allereerst, wat heeft het ons gebracht? In de tweede plaats een vraag die op het eerste gezicht hier niet past. In het vervolg hoop ik duidelijk te maken waarom ik haar toch stel: wil God het? In de derde plaats, hoe moeten we nu verder? De eerste twee vragen komen nu aan de orde. De bedoeling is om het derde onderdeel in het volgende nummer te plaatsen.
1. Wat heeft het gebracht?
Hebben de besluiten zegenrijk gewerkt in ons kerkelijk leven? Die indruk heb ik bepaald niet. Kort tip ik een aantal persoonlijke waarnemingen aan.
- De bal ligt op dit moment bij de kerkenraden in samenspraak met de gemeenten. De kerkenraden moeten de besluiten beoordelen. Zijn ze houdbaar in het licht van de Bijbel? Bieden de gronden vanuit de Schrift voldoende basis? Daarover tot een oordeel komen is de opdracht die kerkenraden hebben. Wanneer besluiten zijn genomen die de plaatselijke kerken aangaan, moeten kerkenraden beoordelen in het licht van de Schrift en de belijdenis, of ze ingevoerd kunnen worden. Ze zijn geroepen om de gemeenteleden daarin geestelijk leiding te geven.
- Sommige kerkenraden waren vrij snel klaar met de besluiten. Ze stelden alle ambten open voor de zusters. Met onmiddellijke ingang.
- Andere kerkenraden gingen breder en dieper met de besluiten aan de slag of zijn daar nog mee bezig. Ze proberen in gesprek met de gemeente een goede weg te vinden
- Nogal wat kerkenraden zijn er verlegen mee. Ouderlingen voelen zich niet bekwaam om over de besluiten en gronden te oordelen en op dit punt geestelijk leiding te geven. Vaak leidt dat tot een pragmatische opstelling, om tijd te kopen en om spanningen in de gemeente te beheersen. Men wacht bijvoorbeeld om te zien wat de volgende generale synode zal doen. Of gemeenten worden op een manier geleid waarbij wel sturing is op het proces, maar niet op inhoud. Eerder praktisch dan principieel. Er wordt gekeken hoe het ‘ligt’ in de gemeente. Is een grote meerderheid vóór, dan wordt al dan niet voorzichtig begonnen met invoering. Zijn er veel tegenstanders, dan gaat het precies andersom.
- De onmiddellijke invoering door de synode van de besluiten geeft een geweldige extra druk. De ene kerkenraad gaat over tot invoering, de andere niet. Dat zorgt voor een verwarrende situatie.
- De energie die gaat zitten in het intensieve gesprek met elkaar over vrouw-en-ambt, kan niet gebruikt worden voor zaken die ook nodig moeten worden opgepakt. Soms moeten kerkenraden aan andere zaken voorrang geven en komen niet toe aan echte bezinning op de besluiten.
- In kerkenraden is er spanning voelbaar. Je draagt verantwoordelijkheid, maar hoe handel je op een goede manier? Wat als je niet in staat bent de gronden onder de besluiten na te rekenen? Mogelijk is er soms ook sprake van tegenzin en onwil. Bovendien staat de duidelijkheid van vroeger haaks op de duidelijkheid van nu. Er is het gevoel: heeft dit iets te maken met de ‘nieuwe hermeneutiek’ waarover het de laatste tijd nogal eens gaat? De ene ouderling is fel of gematigd voorstander, al dan niet met argumenten vanuit de Bijbel. De ander is juist tegenstander of weet het niet. Dit leidt tot een taboe-achtige sfeer: niet te veel over zeggen, anders overspeel je je hand. En je moet de sfeer ook niet bederven.
- Hetzelfde zie je in het onderlinge contact tussen gemeenteleden. Aan de ene kant wil niemand bekrompen overkomen. Aan de andere kant begrijpt men niet waarom nu ineens kan wat eeuwenlang niet heeft gekund. Het gesprek hapert ook doordat sommige leden hier nogal emotioneel over spreken. Sommigen – en het zijn niet de minsten – voelen zich misleid. Bezwaarde broeders en zusters vragen zich af hoe het verder moet en hoelang ze nog bij onze kerkgemeenschap kunnen horen. Dit alles werkt onverbondenheid in de hand en een sfeer van wantrouwen.
- Gevolg is dat er gemeenteleden wegdruppelen. Leden die vroeger veel hebben overgehad voor de opbouw van de gemeente, verdwijnen nu, omdat ze al langer de ontwikkelingen zien ontsporen. Of ze voelen zich afgescheept omdat hun bezwaren niet serieus door de kerkenraad behandeld zijn
- Andere gemeenteleden wachten af tot de volgende generale synode. Zij voelen aan dat in de besluiten anders omgegaan wordt met de Schrift, ervaren daardoor een gebrek aan veiligheid en voelen zich misleid. Ze zijn bezig met de vraag hoe ze verder moeten wanneer de besluiten niet worden teruggedraaid. Ze zien de GKv bezig langzaam het eerste kenmerk van de kerk te verliezen, namelijk dat ze zich in alles richt naar Gods Woord en alles wat daarmee strijdt verwerpt (art. 29 NGB).
- Op plaatsen waar een predikant moeite heeft met de gronden onder de besluiten en de meerderheid van de kerkenraadsleden juist niet, zie je dat in nogal ‘assertieve’ kerkenraden de samenwerking onder druk komt te staan. Net als in situaties waar twee predikanten samenwerken en beiden er verschillend in staan.
Het is duidelijk dat het samenleven in plaatselijke gemeenten gemakkelijk onder druk komt te staan. Is het niet openlijk, dan toch onderhuids. Gelukkig merk je ook, dat gemeenteleden des te meer benadrukken dat men onder Gods leiding bij elkaar hoort. En er alles aan willen doen om de verbinding te zoeken die er in Christus is. Toch werken deze besluiten daar niet aan mee. Integendeel. ‘In Christus’ betekent namelijk ook gehoorzaamheid aan Christus. Dat is ook wat ons als kerken verbindt: de eenheid van het christelijk geloof, in gehoorzaamheid aan de Schrift. En juist hierover is men onzeker.
En verder?
Ook op andere punten is de doorwerking van de besluiten niet positief.
- Een groep van enige tientallen predikanten (in actieve dienst en geëmeriteerd) bezint zich over de besluiten. Sommigen geven aan in de praktijk steeds meer in de knel te komen. Anderen weten nog niet hoe ze verder moeten als er niets verandert. Hoe ieders antwoord ook zal zijn, hierover na te moeten denken geeft wel iets aan!
- Ook op classes merk je soms een oplopende spanning, omdat je niet goed weet hoe je als kerkverband met de besluiten moet omgaan.
- Inmiddels is duidelijk dat de CGK zijn afgehaakt bij het ontwikkelen van een Gereformeerde Theologische Universiteit. Nu komen van onze kant daarover verontwaardigde reacties. Dat zal ook wel terecht zijn als je alleen kijkt naar de gang van het proces. Maar het is eenzijdig wanneer we niet ook zelf in de spiegel willen kijken. Dan zie je dat er aan CGK-kant toenemende zorgen zijn over hoe wij willen omgaan met de belijdenis in het licht van de snelle toenadering tot de NGK. Verder kon ieder voorzien dat de besluitvorming over vrouwelijke ambtsdragers extra impact zou hebben.
- Het kan niet anders of de besluiten beïnvloeden de relatie met de CGK ook in andere opzichten negatief. Aan de andere kant maken ze de relatie met de NGK juist makkelijker. Intussen vragen mensen zich af: hoe kan het dat we tien jaar geleden de NGK nadrukkelijk waarschuwden vanwege hun ‘vrouwenstandpunt’ en intussen daar nu zelf aan meedoen?
- Massaal schortten buitenlandse zusterkerken en kerken waarmee wij een relatie hebben, hun contact met ons op of verbraken het helemaal. De ICRC (vanuit onze kerken opgericht ter wille van de gereformeerde oecumene wereldwijd) besloot onze kerken te schorsen. Ook in Europa is de situatie dramatisch. In Nader Bekeken van juli/augustus stond daarvan een overzicht. We zijn geïsoleerd geraakt. Ook dat konden we van tevoren zien aankomen.
Kortom, je ziet een ontbindende werking als gevolg van deze besluiten. Er is veel onzekerheid, verwarring en verwijdering gekomen. Een groot verlies voor de oecumene en voor het bewaren van de wereldwijde beoefening van de katholiciteit van de kerk. De besluiten werken niet opbouwend, maar hebben een afbrokkelende en splijtende werking.
2. Het gaat verder: God wil het?
Daarnaast zie ik ook een andere ontwikkeling. Die is, bij nader inzien, al ingezet door de generale synode. De synode sprak uit dat er ‘schriftuurlijke gronden’ zijn om zusters ook te roepen tot het ambt van ouderling en predikant.
Zo geformuleerd kan dat twee dingen betekenen: 1) Er zijn gegevens in de Bijbel die in deze richting wijzen, maar er zijn daarnaast gegevens die een andere kant op wijzen. Je komt voor een afweging te staan en daarin kiezen we zus of zo, om die en die reden. Maar het kan ook betekenen: 2) De Bijbel gebíedt ons naast broeders ook zusters tot deze ambten te roepen.
Het is niet waarschijnlijk dat de synode de eerste mogelijkheid bedoelt. Dat zou je aanvankelijk wel vermoeden als je ziet dat de synode invoering van de besluiten in de vrijheid van de plaatselijke kerken laat. Maar tegenover de ‘schriftuurlijke gronden’ vermeldt de synode geen andere schriftgegevens om een goede afweging te maken. In de tweede plaats wijst ook de toespraak die de oud-voorzitter onlangs in Australië hield, alleen op de tweede insteek.
Toespraak in Australië
Kort voor de zomervakantie ging ds. M.H. Oosterhuis naar de synode van onze Australische zusterkerken om daar de officiële tekst van de besluiten te bezorgen en een toelichting te geven. In zijn toespraak gaat hij in op de achtergronden van de Australische zorgen: de hermeneutiek.1 Aan de hand van Matteüs 19:3-8 (de discussie tussen Jezus en de farizeeën over de scheidbrief van Mozes) wil Oosterhuis laten zien hoe de Australiërs zich met hun zorgen vergissen. Jezus grijpt terug op de scheppingsorde: hoe God vanaf het begin man en vrouw heeft gemaakt en bedoeld. Helaas, nog steeds volgens Oosterhuis, heeft de miskenning van die scheppingsorde en de klakkeloze aanpassing aan de cultuur en de goden van deze eeuw, in de loop van vele eeuwen kerkgeschiedenis, onrecht gedaan aan de opzet van de Schepper. Dat is te zien als je kijkt naar de achterstelling en de rechteloze positie van de vrouw, ook in de kerk. Hij vervolgt: ‘De besluiten die de vrijgemaakte kerken genomen hebben beogen een terugkeer tot de erkenning van het blijvende gezag van deze scheppingsorde en een daadwerkelijke effectuering daarvan.’ Kortom, God wil het!
Opmerkelijk is wel dat Oosterhuis deze scheppingsorde een eigen, beperkte invulling geeft. Hij heeft het terecht over ‘een duurzame gelijkwaardige relatie van liefdevolle dienstbaarheid’ tussen man en vrouw. Maar hij laat achterwege het verschil in verantwoordelijkheid die God aan man en vrouw heeft gegeven.
Onder de maat
Maar je wrijft je ogen helemaal uit bij het vervolg van de toespraak. Terecht stelt Oosterhuis de vraag waarom Jezus dan zelf geen vrouwen in dienst genomen heeft als apostelen, opzieners en oudsten. Volgens Oosterhuis komt dat doordat Jezus rekening hield met de sociale en maatschappelijke verhoudingen in de wereld die Hij met het evangelie wilde bereiken. Het punt voor de Australiërs is duidelijk: wees bij onze besluiten niet bang voor onjuiste kunstgrepen vanuit de hermeneutiek. Kijk goed naar de tijd en omstandigheden waarin uitspraken in de Bijbel worden gedaan en lees door de bril van ‘het gaat erom de belemmeringen voor het evangelie zo veel mogelijk weg te nemen’. Maar als Oosterhuis kritisch naar zijn verhaal had gekeken, zou hem iets opgevallen zijn. Impliciet beweert hij hier namelijk, dat Jezus onder zijn eigen norm gebleven is. Een norm waarvoor Hij overigens niet terugschrikt als het gaat om de scheidingswet van Mozes! Ook Jezus maakte zich in de praktijk schuldig aan de miskenning van de scheppingsorde en aan aanpassing aan de cultuur (en goden?!!) van zijn tijd! Ook Jezus heeft zo de rechteloze vrouw achtergesteld! Daar willen de vrijgemaakte kerken niet meer aan meedoen, nu ze terugkeren naar het blijvende gezag van de scheppingsorde (à la Oosterhuis).
Glibberig
Verbaasd vraag je je af hoe Oosterhuis hiertoe komt. In Gods Zoon op aarde schittert Gods luister onder ons (Heb. 1:3). Hij brengt Gods openbaring tot het hoogtepunt (Heb. 1:2). Hij is onze hoogste profeet en leraar (HC, zd. 12). Heeft Oosterhuis de implicatie van zijn woorden niet overzien? Intussen maakt het wel duidelijk hoe glibberig het argument van de toenmalige context is. En dubbel glibberig in combinatie met de leesbril van ‘geen belemmeringen opwerpen voor het evangelie’. Je kunt daarmee makkelijk gedeelten uit de Bijbel laten buikspreken die zelf voor deze invalshoeken geen aanleiding geven. Van hieruit kun je simpel beweren, zoals Oosterhuis inderdaad doet, dat ook de apostelen om dezelfde reden alleen mannen als opzieners hebben aangesteld. Gezien het besluit van de Australische kerken, heeft dit betoog hen niet overtuigd… Natuurlijk niet!
Weinig fijngevoelig – ik wil geen grote woorden gebruiken – is de manier waarop Oosterhuis de slogan ‘lees nou gewoon wat er staat!’ aan de farizeeën in Matteüs 19 toeschrijft. Daarmee schuift hij (nauwelijks) impliciet de mensen die vragen om zorgvuldige onderbouwing vanuit de Schrift, een farizese houding in de schoenen!
Verder ga ik voorbij aan de vraag of Oosterhuis met deze toespraak in Australië deed wat hij daar moest doen. Namens onze kerken brengt hij zijn eigen aanvechtbare verhaal over een ander onderwerp dan de besluiten. Namelijk, hoe de Australische kerken samen met ons beter de Bijbel zouden moeten lezen.
Waar het mij nu om gaat, is: zoals Oosterhuis het uitlegt, doe je alleen recht aan de Schrift wanneer alle ambten voor vrouwen worden opengesteld. God wil het! Dat was altijd al de (scheppings)norm. Wíj gaan dat nu eindelijk effectueren.
Schriftuurlijke gronden?
Dan moet je zo’n claim wel duidelijk vanuit de Bijbel kunnen laten zien. De synode heeft daarom gronden onder de besluiten geformuleerd. Wordt daarin aan het geheel van Gods Woord recht gedaan? En bedoelen die bijbelgedeelten ook werkelijk te zeggen, wat de besluiten beweren?
Meteen op de synode bleek daarover diepgaand verschil van inzicht. De besluiten werden daarom niet unaniem genomen. Kort ná het nemen van de besluiten schreef prof. dr. De Bruijne in het ND dat hij de bijbelse onderbouwing hoogst aanvechtbaar vindt (ND 8 juli 2017). Hij tekent daarbij aan dat de synode helaas niet eerst voorafgaand aan de besluiten om kritische respons heeft gevraagd aan bijbeluitleggers en theologen. Ook anderen die zich naderhand op de besluiten bezinnen, komen uit bij diezelfde conclusie. Wie daarover meer wil lezen, kan terecht op de website bezinningmvea.nl.2 Vele anderen menen dat de gronden absoluut niet overtuigen. Ook ds. P. Niemeijer kan zich in zijn recente boek niet in de gronden vinden.3 Hij vermeldt dat niet alleen tegenstanders maar ook voorstanders van de besluiten die mening zijn toegedaan. Zelf kom ik intussen weinig mensen meer tegen die de gronden onder de besluiten willen verdedigen.
Welke gronden dan wel?
Maar ja, besluiten zonder gronden, dat kan ook weer niet. Dus zie je een apart fenomeen ontstaan. Ineens duiken van verschillende kanten ongedachte argumenten en werkelijk unieke exegeses op. Het gaat zover dat je het gevoel hebt: het maakt niet uit hoe je het onderbouwt, als je maar bij de gewenste conclusie uitkomt. Hoe komt dat? Welke drijvende kracht zit daarachter? Intussen geeft dat behoorlijk wat verwarring. Mensen weten niet meer wat ze ervan moeten denken. Het is ook link. Het belang van een goede schriftuurlijke onderbouwing wordt daarmee uitgehold. En welke dominee kun je nog geloven?
Een voorbeeld is wat ik net aanhaalde uit de toespraak van ds. Oosterhuis in Australië. Verder kun je nogal eens horen dat Paulus aan de zusters het zwijgen oplegt omdat ze niet voldoende opleiding hebben genoten.4 Dat wordt dan ook nog op gemeentevergaderingen met droge ogen naar voren gebracht. Wie het allemaal niet narekenen kan, moet wel tot de conclusie komen: met de Bijbel kun je alle kanten op!
Goede exegese gevraagd
Intussen gaat men geheel voorbij aan het werk van onze nieuwtestamentici aan de Theologische Universiteit. In 2009 schreef prof. dr. Van Houwelingen een commentaar op Timoteüs en Titus. En in 2011 liet dr. Klinker-De Klerck een studie verschijnen, waarin ze ook 1 Timoteüs 2 behandelt.5 Deze studie verscheen nota bene met het oog op de discussie op de synode over man-vrouw-en-ambt, op verzoek van de toenmalige deputaten! Ze leveren beiden in veel opzichten prima detailexegeses. Ik wil niet zeggen dat je op onderdelen niet verder hoeft door te praten. En evenmin dat je er daarmee bent.6 Verder wijs ik ook nadrukkelijk op het exegetische werk van dr. J. van Bruggen met betrekking tot 1 Timoteüs 2 en 1 Korintiërs 14.7
Wat ik wil zeggen, is: eigenlijk zou het verboden moeten worden om allerlei exegeseballonnetjes op te laten voordat je je goed hebt geconfronteerd met deze exegeten. Dat vraagt om zelfbeheersing en kerkelijk fatsoen. Het zou een hoop onzin en verwarring voorkomen en het maakt dat je je met elkaar beter kunt richten op de dingen waar het werkelijk om gaat.
Hoe dan ook, de besluiten zijn gaan zweven. Ze blijken niet te kunnen rusten op de aangevoerde gronden. Om de zaak toch maar te stutten, worden er in allerijl andere argumenten en exegeses onder geschoven. Maar die zien er ook niet betrouwbaar uit.
1 Timoteüs 2
Maar als je de besluiten koste wat kost toch overeind wilt houden, heb je ook de plicht te laten zien waarom argumenten die altijd golden, nu niet meer opgaan. Want we hebben in het verleden wel stevige woorden gesproken, ook richting anderen. Dan gaat het over de ‘scheppingsorde’ en de zogenaamde zwijgteksten.
Eerst de zwijgteksten. De synode stelt dat die in zichzelf geen onbetwistbare grond kunnen zijn om vrouwen uit te sluiten van het leer- en regeerambt. Waarom niet? Omdat de exegese te zeer omstreden is. Met deze stelling moeten we het doen. Zonder nadere argumentatie.
Om deze lacune toch wat te vullen, heeft ds. M.H. Oosterhuis inmiddels een notitie bewerkt die hij indertijd voor de synode had gemaakt. Het doel was om wat van die exegetische verschillen in kaart te brengen. Die notitie is nu toegankelijk voor een breed publiek.8
Ook hier valt op dat Oosterhuis zich bij 1 Timoteüs 2 niet confronteert met het exegetische werk van Van Houwelingen, Klinker-De Klerck en Van Bruggen. Als hij dat wel had gedaan, zou dat hem er bijvoorbeeld van hebben kunnen weerhouden om het sjabloon van de ‘huiselijke situatie’ dat Oosterhuis uit andere teksten haalt (bijvoorbeeld Ef. 5; 1 Petr. 3; Kol. 3; 1 Kor. 7 en 11 etc.), als bril op te zetten waarmee hij 1 Timoteüs 2 leest. Bij Oosterhuis leveren elementen uit andere delen van de Bijbel het hoofdargument waarmee hij dit gedeelte verklaart. Maar zo komen aanwijzingen uit 1 Timoteüs 2 zelf niet meer uit de verf. Natuurlijk moet je bij de uitleg rekening houden met aanleiding en situatie waarin de woorden zijn geschreven. Maar die moeten allereerst blijken uit het bijbelboek en de tekst zelf. Een bijbelgedeelte uitleggen door eerst een ‘frame’ te construeren vanuit andere delen, dat vervolgens de uitleg beheerst en afknijpt, is geen goede werkwijze.
Je merkt hier hoe exegese en hermeneutiek worden aangepast. Het líjkt alsof de beslissingen vallen in de exegese, in werkelijkheid vallen die bij het gevoel zelf niet meer te kunnen accepteren dat de Bijbel onderscheid maakt tussen man en vrouw, in verantwoordelijkheid en positie.
Nog eens 1 Timoteüs 2
Ook ds. Niemeijer is in zijn recente boek ingegaan op de exegese van 1 Timoteüs 2 (en kort op 1 Kor. 11 en 14).9 Zijn bedoeling is uit te zoeken of er ook een exegese is te geven die recht doet aan de tekst, zonder dat het zusters van de ambten uitsluit. Niemeijer is erachter gekomen, dat de ‘klassieke exegese’ van 1 Timoteüs 2 niet meer voldoet. Die exegese gaat er volgens hem van uit dat hier simpel en eenduidig staat dat aan zusters geen leer- of regeerambt toekomt. Hij heeft hierbij vragen gekregen. Dat lijkt mij volkomen begrijpelijk. Maar het is wel de vraag of Niemeijer de ‘klassieke exegese’ op deze manier juist weergeeft. Het punt is namelijk dat de voorwaarden die de apostel hier stelt, gevolgen hebben voor de vraag of zusters in een van beide ambten aangesteld kunnen worden (zie hierover breder de Kroniek in dit nummer). Van de weeromstuit legt Niemeijer 1 Timoteüs 2 nu uit vanuit een vooringenomen standpunt: het gaat volgens hem in 1 Timoteüs 2 om de relatie tussen gehuwde mannen en hun vrouwen. Hoe ze als gehuwden met elkaar omgaan in de gemeente. Dat format kleurt zijn exegese en zorgt ervoor dat niet alle elementen kunnen spreken. Ook hier hadden Van Houwelingen, Klinker-De Klerck en Van Bruggen hem ervan kunnen overtuigen, dat dit een te smalle insteek is.
De goede vraag?
Vervolgens maakt Niemeijer het vraagstuk M/V en ambt betrekkelijk en klein door te vragen: is hiermee de kern van het geloof in geding? Is een absoluut standpunt nodig voor mijn behoud? Het antwoord ligt voor het oprapen: natuurlijk niet, zijn en mijn behoud zijn alleen afhankelijk van onze Heer en Verlosser. Maar zo verschuif je het punt waar het om gaat. De vraag is: Ga je zo zorgvuldig om met de Schrift? Doe je recht aan zijn bedoeling en is je gehoorzaamheid aan Gods Woord met de kwestie M/V en ambt in geding? Het gaat erom hoe God het in zijn kerk wil hebben, 1 Timoteüs 3:15. Wanneer de kerk Gods Woord naar eigen hand zet, komt op termijn wel degelijk ons heil en dat van onze (klein)kinderen in geding.10
Ook de hulplijn van de leiding door de Heilige Geest zoals die vanuit Handelingen 15 naar voren komt, is allerminst overtuigend. Je moet het ontvangen van gaven door zusters, dezelfde als die nodig zijn voor het ambt, niet verwarren met het ontvangen van het ambt als volmacht. Zo zou er meer te noemen zijn.
Kortom, het is inderdaad niet zo dat je een-op-een vanuit de zwijgteksten kunt concluderen. Maar de inzichten van Oosterhuis en Niemeijer kunnen de gedegen detailexegese van gereformeerde theologen niet van tafel vegen. Vanuit een aanvechtbaar sjabloon loop je de tekst voor de voeten.
‘Scheppingsorde’ – twee lijnen in de Schrift
De vorige generale synode (Ede 2014) gaf een duidelijke opdracht mee aan de nieuwe deputaten. Ze moesten nadenken over hoe we verder konden komen met man-vrouw-en-ambt. Daarbij moesten ze het totale onderwijs van de Schrift in rekening brengen. Tegelijk moesten ze de ambtsstructuur zoals wij die kennen, kritisch bestuderen. Ede gaf daarvoor ook een kader: het onderwijs in de Schrift laat twee lijnen zien. De ene is die van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. De andere die van verschil in verantwoordelijkheid die God aan man en vrouw heeft gegeven. Beide lijnen moesten worden verdisconteerd.
In de aanbiedingsbrief van het moderamen van de synode van Meppel 2017 aan kerkenraden en classes worden die twee lijnen wezenlijk anders geformuleerd. Namelijk als de ene lijn die vrouwelijke inbreng afremt en de andere lijn die de vrouwelijke inbreng juist aanvaardt. Er komt nú spanning tussen beide lijnen in Gods Woord. Dat is iets waarop we altijd principieel kritiek hadden bij het M/V-en-ambtstandpunt van de NGK. De Bijbel is immers een eenheid, het ene Woord van God die zelf Één is. Het gaat nu niet meer om het gelovig aanvaarden en honoreren van zowel gelijkwaardigheid als ongelijkheid tussen man en vrouw. Nee, het gaat om afremmen óf aanvaarden van de inbreng van vrouwen. Daarbij heeft dat ‘afremmen’ een negatieve gevoelswaarde. Wie wil en durft dat nog in deze tijd?
De synode zelf zegt het in Besluit 8 nog weer anders: ‘De Bijbel spreekt zowel over de gelijkwaardigheid van als over het onderscheid tussen man en vrouw, en de daarmee gegeven eigen plaats die beiden hebben tegenover God, in het huwelijk en in de gemeente. In onze sterk op gelijkheid gerichte cultuur verdient dit aspect speciale aandacht.’ Alleen betrekt de synode die eigen plaats van man en vrouw niet meer op de vraag of ook vrouwen tot ouderling of predikant moet worden geroepen! Het is nog slechts een onderwerp bij de vraag hoe ze sámen die ambten moeten invullen. Besluit 8 luidt daarom: ‘de kerken op te roepen zich nader te bezinnen op de vraag hoe recht kan worden gedaan aan de verschillen tussen man en vrouw in de vervulling van taken en ambten in de gemeente.’
Het voelt intussen als een truc. Het was niet voor niks dat Ede opdracht gaf te werken binnen het kader van de twee lijnen. Ze had daarvoor nog tijdens de synode zeven deskundige adviseurs om raad gevraagd. Vrijwel unaniem lieten zij blijken dat de Schrift hierin duidelijk is. Het gaat om beide lijnen zoals Ede heeft geformuleerd. Als de Bijbel twee lijnen laat zien, mogen we er niet één uitkiezen om de andere onder de mat te vegen. Toch is dat gebeurd. Dat gaat ten koste van de eenheid van Gods Woord.
Bezinning op de ambten?
Opvallend is dat in de besluiten van de synode het thema van de ambtsstructuur helemaal ontbreekt. Terwijl daar het traject van jarenlange synodale bezinning zich nu op ging toespitsen. Dat was de bedoeling van Ede 2014. Eigenlijk onvoorstelbaar dat men voorbij is gegaan aan de betekenis van de ambten in de huidige structuur, met daarin de verschillende taken en verantwoordelijkheden. Met inachtneming van de beide lijnen uit de Bijbel moest in kaart worden gebracht hoe die structuur zo kon worden ingevuld dat vrouwen zich daarbinnen konden inzetten voor Gods koninkrijk. In welke mate zijn de ambten zoals we die kennen, door bijbelse normen bepaald? En wat vloeit voort uit andere factoren (historie, cultuur etc.)? Met de besluiten zoals nu genomen, heeft de synode deze bezinning afgebroken. Ook daarom helpen deze besluiten niet verder en doen ze de kerken geen goed.
Hoe moeten we nu verder? Daarover hoop ik de volgende keer een aantal gedachten te geven.
Uit Nader Bekeken jrg. 25, nr. 9, september 2018 - Rondblik
Eén jaar beleid M/V en ambt (2)
Noten:
- Verschenen op de website gkv.nl.
- Een model revisieverzoek laat zien waarom de gronden aanvechtbaar zijn (bezinningmvea.nl/Revisie). Dr. Dolf te Velde gaat meer in detail in op de gronden onder Besluit 3 (deze website Bijbelse gronden?). Prof. dr. Van Dam analyseert de gronden onder Besluit 5 over vrouwelijke ouderlingen (Nader Bekeken okt. 2017). Hij gaat ook de gronden bij Besluit 6 bij langs (Nader Bekeken nov. 2017). Hetzelfde doet Gerrit Veldman in zijn lezenswaardige blogs op de website.
- P. Niemeijer, Over zwijgteksten, scheppingsorde en Geesteswerk. Bijdragen aan het denken over vrouw en ambt, Woord & Wereld 2018, p. 12, zie ook p. 8.
- Zie voor een bespreking hiervan: Nader Bekeken apr. 2018 (en op deze website Was Eva onvoldoende ‘gevormd’?).
- P.H.R. van Houwelingen, Timoteüs/Titus. Pastorale instructiebrieven, Kampen, 2009; M. Klinker-De Klerck, Als vrouwen het Woord doen, Barneveld, 2011, p. 87v.
- Dat blijkt ook wel uit de toepassing voor vandaag die ze er later bij maakten. Net als bij Niemeijer (p. 13) wil die er bij mij echt niet in. En daar zijn we zeker niet de enigen in. (Wie een bespreking daarvan wil lezen, kan terecht deze website Hermeneutische overwegingen bij de toepassing van de ‘zwijgteksten’.
- Dat is eveneens te vinden op deze website: (onder Hermeneutiek: Paulus en de Amazones; onder Exegese: Spreken en zwijgen van vrouwen in de gemeente).
- M.H. Oosterhuis, Over zwijgteksten gesproken, te vinden op de website onderwegonline.nl als PDF
- P. Niemeijer, a.w., p. 11-41, m.n. p. 36-41.
- Zie voor een bespreking op hoofdlijnen van Niemeijers boek, F. Pansier, ‘Vult Niemeijer een lacune?’, in: Gereformeerde Kerkbode Groningen / Fryslân / Drenthe, 21 juli 2018.